Goden [I-M]
Ihy
De van sistrum en menat voorziene god van de muziek werd in Dendera als zoon van Hathor en Horus van Edfu vereerd. Als kindgod stond hij in verbinding met het begin van de schepping en kon hij ook als zoon van de zonnegod worden gezien.
Isis
De als mens afgebeelde godin wordt met de hiërogliefen van haar naam -de troon- of met koehorens en zonneschijf op het hoofd afgebeeld. Ze vertegenwoordigde de koninklijke macht die ze als gemalin van Osiris had opgenomen en als moeder van Horus weer te voorschijn bracht. Ze verbond zo het aardse leven en het hiernamaals met elkaar en was tegelijkertijd doden- en moedergodin. Ze werd in samenhang met de groeiende populariteit van de Osiris-cultus in het gehele land vereerd. Een belangrijke karaktertrek van Isis, die vanaf het Nieuwe Rijk bijdroeg aan haar groeiende populariteit, was dat ze als beschermgodin magische krachten had. Ze raakte nauw verbonden met geneeswijzen voor kinderziekten en vooral de gevolgen van slangenbeten en schorpioensteken. In de Griekse-Romeinse tijd speelde ze een alles overtreffende rol en werd ze in het gehele Romeinse Rijk vereerd. Haar cultus op het eiland Philae bestond zelfs nog tot in de 6de eeuw na Christus, waarschijnlijk wel omdat ze de beschermheilige van dit eiland was. De gier is het heilige dier van deze godin.
Joh
De god Joh was de belichaming van de maan. Op zijn hoofd droeg hij zijn kenmerde maanteken op zijn hoofd; de schijf en sikkel. Deze oergod werd bijna nooit in de menselijke gedaante afgebeeld maar als verschijningsvorm(en) van de sterren. Dit maanteken werd ook vaak door het maankind Chons als hoofdtooi gedragen. In het oude Egypte was de maan de zon van de nacht en ook het rechteroog van Horus. De godheden Osiris, Thot en later ook Isis werden als zijn beschermers beschouwd. De permanente cyclus die de maand vormden, werden beschouwd als een verwijzing naar het sterven en de wederopstanding. De maanfasen verwezen ook naar het veertien dagen durende (de periode dat de maan afnam) in stukken snijden van Osiris. Het is hierdoor dat de maansikkel in beelden en teksten ook door een snijdend wapen (Thot) of door een been (Osiris) te zien is.
Mafdet
De godin Mafdet werd vaak afgebeeld langs de staf van een executiewapen in de vorm van een katachtige. In de jonge jaren van haar bestaan speelde ze namen ze een belangrijke rol bij het vellen van een laatste oordeel. Haar hoofdtaak was het bestrijden van zondaars en slangen.
Maät
Het begrip van Maät stond voor het principe van de gestructureerde wereld, voor orde en harmonie, voor ethische waarden en rechtvaardigheid, voor cultuur en scheppingskracht. Maät was daardoor de tegenpool van alles wat ongeordend en wild, vernield en onrechtvaardig, maar wel machtig was. De belangrijkste taak van elke koning was Maät te garanderen en op die manier niet alleen de Egyptische staat maar ook de hele wereld in stand te houden. De godin Maät was de personificatie van dit principe. Omdat ze onmisbaar was voor het bestaan van alle andere goden kon een toekomstig farao alleen met haar toestemming de troon bestijgen. Daarnaast was ze ook verantwoordelijk voor de cyclische natuur van het leven. Weer een bewijs dat zonder haar geen bestaan mogelijk was. De rechters waren priesters van Maät vanwege het feit dat Maät de wetten van het bestaan, recht en waarheid belichaamde. Ze gold als dochter van de zonnegod Amon-Re en als vrouw van Thoth. Ze werd altijd afgebeeld als een vrouw met een struisvogelveer op haar hoofd. Deze veer was het waarheidssymbool. Deze veer mocht zo bijvoorbeeld op de weegschaal van het goddelijke gericht niet zwaarder zijn dan het hart van de overleden persoon. Een eigen cultus schijnt ze pas in het Nieuwe Rijk te hebben gekregen, die vervolgens aansluiting vond bij de cultussen voor de rijksgoden in Karnak en Memphis.
Meretseger
De godin met slangenkop of slangenlichaam gold als beschermgodin van de doden en als patroon van de necropoolarbeiders van Deir el-Medina in het westelijke gebergte in Thebe. De arbeiders plaatsten dan inscripties op stenen waarin zij getuigden van haar vermogen om misdadigers met blindheid of slangengif te treffen en indien vergiffenis op zijn plaats was weer te genezen. Haar naam wordt meestal vertaald als ‘Zij die van stilte houdt’ wat erg toepasselijk is voor iemand die over een grote necropolis waakt. Ze stond in verbinding met Renenoetet en samen fungeerde ze ook als voedster.
Meshkent
Deze geboortegodin werd vereenzelvigd met het bakstenen blok (een soort geboortestoel, een hele mooie afbeelding is nog steeds te zien in de tempel van Kom-Ombo) waarop Egyptische vrouwen in hurkzit bevielen. Soms is ze afgebeeld als een dergelijk stenen blok met een vrouwenhoofd, soms ook als vrouw met een blok op haar hoofd. Als begrafenisgodin hielp ze de overledene in het hiernamaals herboren te worden en was ze daarom ook aanwezig bij het oordeel over de doden. Ze werd ook geacht bij de geboorte van invloed te zijn op het toekomstige leven van het kind.
Min
De god van zowel de dierlijke als plantaardige vruchtbaarheid is een van de oudste godheden in Egypte. Meer dan levensgrote beelden van de god zijn al vanaf het 4de millennium voor Christus in Koptos bekend. In de faraonische tijd stelde men hem voor als mummie met opgeheven arm met een gesel, stijve fallus (penis) en een verenkroon op het hoofd. Soms werd hij afgebeeld in de vorm van Amon-Re. Als Kamoetef, ‘stier van zijn moeder’, was hij ook een scheppende god; die van de plantengroei. Hij was ook de beschermheer van alle reizigers in de woestijn. Zijn afkomst is overigens omstreden en lag waarschijnlijk ergens in het buitenland, Eritrea of het oude koninkrijk Poent. Farao’s ten tijden van het Nieuwe Rijk namen deel aan feesten ter ere van Min om zo de vruchtbare vernieuwing van het koningsschap te vieren.
Mnevis
De zonnestier van Heliopolis werd zwart met een zonneschijf tussen de horens voorgesteld. Zijn opvallende grote geslachtsdelen verwijzen naar zijn bijzondere talent van het verwekken. Via het aspect van de zon was hij vooral verbonden met Re en Atoem.
Moet
De groeiende populariteit van de vrouwelijke godin met de gierkap en de dubbele kroon was direct afhankelijk van Amon. Vanaf het Nieuwe Rijk vormde ze met Amon en met haar zoon Chonsoe de Thebaanse triade. In de vorm van de Thebaanse Triade stond Moet voor het gezin en de bescherming ervan. Haar naam die met het teken voor gier wordt geschreven, betekent ‘moeder’ en verwijst naar diezelfde rol. Amon en Moet golden vanaf de 18de dynastie ook als ouders van de koning. Als heersers van Asjeroe kreeg ze in Karnak een eigen cultusplaats met een meertje in de vorm van een halve maan, waar ze als leeuw verscheen. Ze was nauw verbonden met andere gier- en leeuwgodinnen als Nechbet, Wadjet, Sachmet of Bastet.
Montoe
De vanaf het Oude Rijk bekende god werd met valkenkop, verenkroon, zonneschijf en twee uraeusslangen op het voorhoofd afgebeeld. Sommige koningen noemde hem Montoehotep wat ‘Montoe is tevreden’ betekende. De belangrijkste cultusplaatsen van de oorspronkelijk als koningsgod vereerde Montoe waren Armant, et-Tôd, Medamoed en Thebe. Als oorlogsgod vocht hij tegen de vijanden van de goden en stond hij de koning in de oorlog terzijde; hij moest dus de vijanden van zijn vader Ra doden met zijn speer. Al in het Midden Rijk kreeg hij een stiercultus, wat waarschijnlijk het strijdlustige element in hem moest versterken. In het Nieuwe Rijk veranderde Montoe enigszins. Hij werd de beschermgeest van de koning, die hij bij sportieve wedstrijden en in veldslagen hulp bood.