De rotsheiligdommen van Abu Simbel

Zonder twijfel is Abu Simbel het absolute artistieke hoogtepunt van de architectuur die Ramses II ten toon liet spreiden. De decoraties zijn zeer fijne reliëfs en de kleuren zijn fabuleus. Dit is een monument dat tegelijkertijd gezien kan worden als de ideale realisatie van een bouwwerk en als verwezenlijking van de religieuze inhoud van de Nubische tempels. In onze bewondering voor dit grandioze complex kunnen wij wellicht de grootsheid en het creatieve voorstellingsvermogen van de jonge bouwheer Ramses II aanvoelen.
Het complex bestaat uit twee elkaar aanvullende heiligdommen. De grote tempel herbergt de cultus van de drie grote rijksgoden Amon, Re-Herachte en Ptah, samen met de vergoddelijkte farao Ramses II. In de kleinere tempel verenigt de farao zich met de godin Hathor, die wordt belichaamd door de grote koninklijke gemalin Nefertari. De zittende kolossen voor de grote tempel en de staande beelden van de kleine tempel aan de voorkant van beide tempels demonstreren in de verre provincie de overweldigende macht en grootte van de Egyptische godenwereld.Al vroeg gaf de jonge farao opdracht aan de onderkoning van Nubië, Ioeny, voor het bouwen van dit tempelcomplex. In het 20ste regeringsjaar van Ramses II voltooide de inmiddels nieuwe onderkoning Hekanacht de bouw van de tempel met de 4 22 meter hoge zittende beelden. Deze beelden stellen allen Ramses II voor maar dan in verschillende functies; de zuidelijke beelden heten ‘Ramses, zon van de heersers’ en ‘Heerser van beide landen’, en de noordelijke ‘Ramses, geliefd door Amon’ en ‘Ramses, geliefd door Atoem’. Boven de ingang van de tempel is Ramses II afgebeeld terwijl hij offert aan Re. Zijn attributen vormen in verbinding met zijn beeld de troonnaam van Ramses II: Oesermaätre.

Binnenin het complex vertonen de voorstellingen van offerhandelingen en feestelijke barkenprocessies op een andere manier het beeld van Egypte dat door de goden wordt bewoond en gezegend is, en waar de goddelijke wereldorde in stand wordt gehouden door de koning. Daar hoort ook bij dat de koning door de garantie van deze ordening op aarde de gevaren afweert die Egypte bedreigen. Daarom vinden wij ook hier weer de voorstellingen van de grote slag en de ‘overwinning’ van Ramses II op de Hettieten bij Kadesj.

De ruime en hoge rotshal met acht pijlerbeelden van de koning wordt nauwer in westelijke richting, naar een tweede pijlerhal toe, en alsmaar lager, tot het allerheiligste wordt gevormd door een grot in de rots. Aan de westelijke muur ervan, bijna 60 meter diep in de tempel, zitten de goden van de tempel, Amon-Re, Re-Herachte en Ptah, verenigd met de vergoddelijkte farao. De tempel was zo georiënteerd dat tweemaal per jaar, op 20 februari en op 20 oktober, de stralen van de opgaande zon alle vier de beelden belichtten, wat als het wonder van Abu Simbel gevierd werd. Het verhaal gaat dat deze beide dagen bijzonder moeten zijn geweest voor de farao; Ramses II zou geboren zijn op de ene dag en gekroond op de andere dag, maar dat is niet te bewijzen.

 

 Beide tempels van Abu Simbel werden tussen 1964 en 1968 door een uniek internationale samenwerking gered voor de opkomende vloed van het Nasser-stuwmeer. De tempels werden in 1036 blokken gezaagd en 210 meter landinwaarts op een 65 meter hoger gelegen terrein weer in elkaar gezet. De technische uitvoering van deze verplaatsing is net zo’n prestatie als de bouw van de tempel onder Ramses II. De unieke integratie van de tempel in het landschap en zijn bijzondere atmosfeer waren evenwel niet meer te redden. Daar kwam bij dat door de nieuwe geografische ligging van het complex de verlichting van het binnenste van het complex niet meer plaats vond 20 februari en 20 oktober, maar twee dagen later; 22 februari en 22 oktober.