Goden [A-C]
Aker
Aker was een aardgod die toezicht hield op de overgang van de oostelijke en de westelijke horizon in de onderwereld en meestal als twee rug aan rug zittende leeuwen is afgebeeld.
Amaoenet
Amaoenet was de vrouw van de god Amon. Samen vormden ze een godenpaar. Amaoenet, dat ‘de verborgene’ betekent, werd voor het eerst genoemd in de zogenaamde Piramideteksten. Later in het Nieuwe Rijk werd ze samen met haar partner Amon in de tempels van Karnak vereerd. In Hermopolis werd ze ook gezien als schepper van de aarde samen met Amon; daarom gold ze ook als oergodin.
Ammoet
Ammoet was een godin in de onderwereld met het hoofd van een krokodil, het bovenlichaam van een leeuw en het onderlichaam van nijlpaard. Als Verslinder van de Doden kwam ze vooral voor in het verhaal over het laatste oordeel van de overledene. In dat verhaal werd het hart van de farao in de weegschaal gelegd met aan de andere kant de veer van Maät. Als het hart (en dus zijn daden) zwaarder was, kwam Ammoet in actie en verslond het hart waardoor de kans verkeken was dat de farao in het hiernamaals verder kon leven.
Amon of Amon-Re
De god in de vorm van een mens werd altijd afgebeeld met een hoge verenkroon maar was voorheen een abstracte god. Hij werd dan ook met de wind geassocieerd en zijn naam werd vaak als ‘de verborgene’ uitgelegd. Ten tijden van het Middenrijk gold hij als de plaatselijke god van Thebe. Samen met Moet en Chonsoe werd hij in Karnak vereerd. In het Nieuwe Rijk werd Amon meer en meer een multifunctionele godheid. Door zijn verbinding met de vruchtbaarheidsgod Min was hij als Amon-Min-Kamoetef de zichzelf verwekkende oer- en scheppingsgod. Daarnaast was hij in de vorm van Amon-Re verantwoordelijke voor de voortdurende vernieuwing van de wereld. Ook werd hij gezien als koning der goden en was heerser over hemel en aarde. In de 21ste dynastie werd voor hem een eigen godstaat in Thebe opgericht. Vanaf dat moment was zijn functie als opperste god gewaarborgd tot de verovering van Egypte door Alexander de Grote, aangezien deze zich door het orakel van Amon in de oase Siwa als zoon van god liet erkennen. Bij de tempels van Karnak is nog steeds een laan van het heilige dier van Amon te vinden; rammen. Daarnaast waren de gans en de slang als heilige dieren aan hem gewijd.
Anoekis
Godin van de jaarlijkse Nijloverstromingen, waar ook haar hoge kroon van riet op wijst, komt oorspronkelijk uit Nubië. Samen met Chnoem en Satet vormde ze de beschermde godenfamilie van de Nijl-cataract. Ze gold bovendien als heerseres van het zuidelijke grensgebied.
Anubis
In het oude Egypte waren de jakhalzen niet geliefd omdat ze altijd aan de graven krabden. Ondanks dat geloofde men dat ze bescherming boden voor de doden omdat ze ’s nachts altijd rondscharrelden tussen de graven. Hierdoor werd de dodengod Anubis in de gedaante van de jakhals of als mens met jakhalzenkop afgebeeld. Naast beschermingsgod van de doden was Anubis ook specialist in het balsemen. Ook was hij bewaker der geheimen en rechter van het dodengericht en was daarom degene die het ‘wegen van het hart’ uitvoerde en aanwezig was bij het ‘openen van de mond’. Samen met zijn moeder, de koegodin Hesat, en de stier-god Mnevis vormde hij een godenfamilie. In latere teksten werd hij ook als zoon van dodengod Osiris genoemd maar ook als broer van Osiris. Hij balsemde het lichaam van Osiris en voerde de begrafenisriten uit. Zijn cultus is in heel Egypte bekend; hij komt oorspronkelijk waarschijnlijk uit de 17de gouw van Egypte.
Apis
De Apis-stier werd vanaf de vroegste tijd in Memphis vereerd als vruchtbaarheids- en koningsgod. Op grond van de bles op het voorhoofd en andere kentekens werd uit de veekudden de goddelijke stier gekozen. Na hun dood werden de heilige stieren gemummificeerd en vanaf het Nieuwe Rijk in het Serapeum van Sakkara bijgezet. De dode stier werd vereenzelvigd met Osiris, en Osiris-Apis of Osorapis genoemd. In de Ptolemaeëntijd ontstond uit de verbinding van Osiris en Apis een nieuwe Egyptische-Hellenistische god met de naam Serapis.
Apophis of Apep
Apophis was de god van de duisternis en donkere krachten ten tijden van Aton en heeft de verschijningsvorm van een reuzachtige slangendemon. Volgens de mythe valt Apophis elke ochtend en avond de zon aan waardoor de lucht rood kleurt. Steeds probeert hij de vaart van de zon te verminderen maar telkens wordt hij overwonnen door Seth met zijn magische krachten. Vaak werd Apophis vergeleken met Seth, de vijand van de goden en de heerser van de vernietigende krachten.
Aton
De zonnegod van de Amarna-theologie van Achnaton (‘hij die zich nuttig maakt voor Aton’) werd als een zonneschijf met lange stralen voorgesteld, waarvan de uiteinden als mensenhanden waren weergegeven. Aton is de abstractste vorm van een god die er in het oude Egypte ooit geweest is. Hij werd gezien als het daglicht dat mens en dier laat leven. Achnaton en de koninklijke familie hadden de rol van goddelijke familie, die de verzorging van de god met offers en dus ook zijn dagelijkse verschijning garandeerde. In de afbeeldingen van Achnaton wordt bovendien de bekwaamheid van deze koning als scheppende god gesymboliseerd. Het latere dood verklaren van de Amarna-theologie betrof niet de godenvoorstelling van Aton maar zijn aardse plaatsvervanger Achnaton. (Achnaton had zelfs een complete stad ten gunste van de verering van Aton gebouwd: Akhetaten, ‘Horizon van Aton’) De tegenhanger van Aton was de god Apophis die elke avond de god Aton wist te verwonden maar elke ochtend bleek dat Aton weer had overwonnen als de zon weer op kwam.
Atoum
Deze god Atoum werd ooit vereerd in Heliopolis. Hij ontstond uit zichzelf en stond voor de vormloze chaos van de oertijd, de oergrond. Uit deze oergrond kwam alles wat bestaat en waar alles uiteindelijke naar toe zal terugkeren. Nadat hij zelf was ontstaan, schiep Atoum de hemel en aarde, werd de tijd geactiveerd en zette hij vervolgens alles in beweging. Hoewel de heilige dieren van deze god de leeuw en de slang zijn, zijn er ook andere vele andere dierlijke verschijningsvormen waarin Atoum kan verschijnen. In Heliopolis, de belangrijkste cultusplaats, vatte men Atoum in de verschijningsvorm van een mens en voorzien van de koninklijke dubbele kroon, ook op als de avondzon, waarbij de avondzon de in de loop van de dag de ‘oud’ geworden zonnegod was. Volgens de mythe bracht Atoum met behulp van zijn eigen vrouwelijke aspect door zelfbevruchting de Sjoe (lucht) en Tefnoet (vochtigheid) ter wereld waar op hun beurt weer de hoofdgoden van Egypte van afstammen. Omdat Atoum beide geslachten had, is hij op sommige afbeeldingen te zien als godenpaar door middel van een hand die de masturbatie verricht. In het dodenboek zei Atoum dat hij op een dag de schepping weer zou vernietigen en zich dan weer in een oerslang zou veranderen.
Ba
De god is de belichaming van de macht van de ziel. In de oude tijden was de god Ba alleen maar voor de koningen beschikbaar maar dat veranderde na het Oude Rijk en vanaf dat moment werd de kracht aan iedereen toegestaan. Op schilderingen van het Nieuwe Rijk is de Ba-vogel vaak afgebeeld zittend in een boom die geplant is in de buurt van graven. Hij symboliseert de psychische krachten, die lichaam, ziel en geest beheersen en het voor de mens mogelijk maken zich in elke gewenste gedaante te manifesteren. Vaak wordt Ba afgebeeld als Afrikaanse ooievaar. In die zin is dat wel begrijpelijk aangezien de Egyptenaren de voorstelling maakten dat na de dood van een persoon het onsterfelijke naar de hemel opstijgt om in een andere vorm verder te leven. Overigens is het verkeerd om Ba alleen te zien als de ziel aangezien de betekenis eigenlijk veel breder is.
Bastet
In het Oude Rijk was de kat nog niet zo populair hoewel volgens het Dodenboek in Heliopolis de katten de slechte Apophis-slang gedood hadden. De kat werd echter steeds populairder en kwam steeds centraler in het leven van de Egyptenaren te staan. Na de dood van het huisdier werd het zelfs gebalsemd en verafgood. Als tegenstander van Apophis werd de kat aan de zonnegod gewijd. De katers golden als zijn incarnatie en de poezen werden vereenzelvigd met het zonneoog. Daarom dragen veel kattenfiguren een scarabee op hun kop of borst, als symbool van de opgaande zon. Hoewel de verering in Boebastis, in de delta, begon, verspreidde zich dit al snel over de rest van de delta en later zelfs het gehele land. Bastet was verbonden met de god Sachmet, de god met de leeuwenkop. Daarnaast werd ze beschouwd als moeder van leeuwengod Miysis (die als bijnaam ‘Heer van de Slachting’ had). Het was daarom bijvoorbeeld verboden om op feestdagen van de godin op leeuwenjacht te gaan. Daar Bastet in het begin nog met een leeuwenkop werd afgebeeld werden de gelaatstrekken in de loop der jaren zachter en vriendelijker en werd de kop vervangen door die van een kat. Uiteindelijk werd Bastet de positieve tegenpool van Sachmet. Het vrolijke huiselijke gebied van de vrouwen, waartoe de liefde en de vreugde behoorden, was voortaan van haar.
Bes
De sinds het Oude Rijk bekende beschermgod is een dwergachtige gestalte met een baard en droegen meestal een leeuwen- of pantervel op hun rug. Vooral bij de eenvoudige bevolking was Bes als huishoudelijke beschermgod zeer geliefd. Hij beschermde namelijk het particuliere gebied tegen kwaadwillende demonen. Tijdens de 18de dynastie kreeg Bes in sommige vormen ook vleugels. De geest wordt vaak met de Sa-strik als beschermsymbool uitgebeeld (lijkt heel erg op een ankh-teken) en draagt verschillende voorwerpen bij zich, die verband houden met zijn taken van dat moment. Messen dienen voor de afweer van demonen en gevaarlijke dieren, muziekinstrumenten moeten de goden gunstig stemmen en opvrolijken en kwaadwillende wezens moeten erdoor verdreven worden. Een bepaalde aspect van Bes werd Aha genoemd, wat strijder betekend. Hij is dan ook vaak te zien in gevecht met slangen of met gazellen die aan de god Seth gewijd zijn. Waar Bes in eerste instantie verantwoordelijk was voor het tijdstip van geboorte en de bescherming van huizen tegen gevaarlijke dieren werd hij later tegen nog meer dingen ingezet. Hij werd dan bijvoorbeeld op hoofdsteunen afgebeeld om de slaap te beschermen en op spiegels en cosmetica-artikelen om het Boze-Oog af te weren. Het is dan ook begrijpelijk dat hij tot het gevolg van de god Hathor hoorde, die ondermeer verantwoordelijk was voor de vrouwelijke schoonheid.
Chepri of Khepri
De zonnegod als schepper in de gedaante van een scarabee. Deze naam kreeg de zonnegod als hij aan het begin van de dag aan de horizon verscheen, vermoedelijk naar het voorbeeld van de kever die de hele dag een balletje mest voor zich uit moest duwen. De scarabee was ook een toepasselijk beeld voor de schepper en zonnegod Atoem, opdat uit het balletje aarde, dat zijn eieren bevatte, spontaan een nieuwe kever tevoorschijn kwam.
Chnoem of Khnum
De als ram of als mens met ramskop voorgestelde scheppende god was nauw verbonden met het ontstaan van alle levende wezens. Op een pottenbakkersschijf maakte hij hun lichamen en ka-zielen die hij vervolgens naar de schoot van de moeder zond. Chnoem werd samen met de godin Heket (met de kikkerkop) ook beschouwd als de helper bij de geboorte. In Esna werd de god zelfs als schepper van alle wezens gezien. Omdat in zijn gedaante meerdere ramsgodheden verenigd waren, werd hij ten dele van vier ramskoppen voorzien, die zijn vier machtsgebieden moesten symboliseren: hemel, lucht, aarde en onderwereld. Als bewaker van de Nijlbron had hij ook tot taak de jaarlijkse overstroming te leiden, voor rijke oogsten te zorgen en hongersnood te beëindigen. In nog een belangrijke belangrijke cultusplaats van deze god, Elefantine, werden talloze dieren gemummificeerd en in vergulde sarcofagen bijgezet.
Chonsoe of Khons
Chonsoe werd in de meeste gevallen in de gedaante van een mummie met zijlok en maansymbool op het hoofd voorgesteld. Oorspronkelijk zag men hem als onheil brengende en schermende god. Dit hing hoogstwaarschijnlijk samen met het veranderende uiterlijk van de maan. Chonsoe was het kind van Amon en Moet en werd ‘de wandelaar’ of ‘reiziger’ genoemd omdat hij ’s nachts de hemel doorliep. Als de zon van de nacht werd hij ten dele ook met een valkenkop afgebeeld. Chonsoe werd door het volk hoofdzakelijk als orakelgod en als beschermer tegen ziekten zeer vereerd. Er zijn namelijk muurschilderingen waar hij onder begeleiding van Horus, staand op krokodillen, ten strijde trekt. In hogere zin gold het maankind namelijk als aspect van de jeugdige Horus. Dit was mogelijk omdat het denken van de Egyptenaren niet rechtlijnig was in het verlopen van tijd. Zij geloofden namelijk dat alle tijdsperioden tegelijkertijd afliepen en daardoor was het mogelijk om alle leeftijdsaspecten van een god ten alle tijde aan te roepen.