Karnak; de wereld van Amon
Enkele kilometers van de tempel van Luxor ligt het meest complexe bouwwerk uit de geschiedenis van de Oude Egyptenaren: Karnak. Deze tempel is onder andere gewijd aan de triade van Thebe; Amon, haar vrouw Moet en haar zoon Chonsoe. Ruwweg zijn er drie heilige deeltes op dit enorme complex. Het heilige gedeelte van Amon en van Moet hebben we al genoemd. Daarnaast is er ook nog een heilig gedeelte van Montoe, een oude oorlogsgod.
Nectanebo I uit de 30 ste dynastie was de laatste farao dit iets toevoegde met ingrijpende verbouwingen aan de tempel. Hij was de laatste in een imposante rij van farao’s die dat deden. In het Middenrijk is waarschijnlijk gestart met de bouw van de tempel en sindsdien dus vele malen verbouwd en uitgebreid.
De huidige ingang is nog steeds de ingang die in de jaren van Nectanbo I gebruikt werd. Deze farao bouwde de imposante pylonen die tot op heden de ingang flankeren. Deze ingang brengt je op het eerste binnenhof van de tempel. Aan de linkerkant vind je twee kapellen voor heilige boten van Ramses II en Seti II. In de tijd dat zij deze kapellen bouwde, stonden deze dus buiten de tempel. Direct zal ook het enorme beeld opvallen wat op dit binnenhof te zien is. Waarschijnlijk was dit een beeld van farao Ramses II maar een farao Pinoedjem I heeft in de 21 ste dynastie laten doen geloven dat hij het beeld heeft laten bouwen.
Het passeren van de volgende pylonen brengt je tot het meest indrukwekkende gedeelte van de tempel: de pilarengalerij. De 20 meter hoge pilaren lijken een soort bos te vormen met het indrukwekkende aantal van 124 stuks. Dit ‘bos’ symboliseert echter het oermoeras. Seti I begon destijds met de bouw hiervan. Zijn zoon Ramses II vervolgde de bouw en één van zijn opvolgers wist het af te maken.
De volgende pyloon brengt je op het gedeelte van de tempel waar een symbolische lijn loopt. Deze noord-zuid as liep evenwijdig aan de Nijl en representeerde de aardse- en de hemelse wereld. Dit punt is om die reden gemarkeerd door middel van vier obelisken van Thoetmosis I en Thoetmosis II. Heden ten dage staat alleen één obelisk van Thoetmosis I nog overeind.
Tussen de vierde en vijfde pyloon staat een transverse zuilenhal (die in het Oudegyptisch wagit werd genoemd) waarin grote zuilen stonden. Hier staat nu nog één obelisk van Hatsjepsoet waar er in het verleden twee stonden. De zesde pyloon leidt naar een kapel van een halfbroer van Alexander de Grote en het hof wat stamt uit het Middenrijk. In het oosten grenst het hof aan het door Thoetmosis III gebouwde ‘Achmenoe’. Hier bevond zich niet alleen een feestzaal maar ook de zogenaamde dierentuin en botanische tuin van Thoetmosis III. Het dankt zijn naam aan het feit dat de muren overdadig zijn versierd met afbeeldingen van dieren en planten uit het buitenland.
Nog verder naar het oosten, en buiten de omheining, ligt de Amarna-tempel van Achnaton. Deze tempel liet hij bouwen voordat hij Thebe als hoofdstad de rug toe keerde en een nieuwe hoofdstad liet bouwen stroomafwaarts: Achetaton.
Als we teruggaan naar de plek tussen de derde en vierde pyloon komen we ook terug op de assen die daar lopen. Nu volgen we de noord-zuid as richting het zuiden. In 1901 vond de Franse Archeoloog Legrain hier een bergplaats voor de priesters van Amon. Niet minder dan 19.000 bronzen en 900 stenen beeldjes werden hier gevonden. In het oosten ligt hier het heilige meer achter de zevende pyloon. Het heilige meer was een symbolische voorstelling van de oeroceaan van waaruit de wereld geschapen werd.
De negende pyloon op de noord-zuid as werd gebouwd door Horemheb. Ten westen van de negende pyloon staat de tempel van Chonsoe, die hier samen met zijn ouders als Thebaanse triade werd aanbeden. De tiende pyloon kijkt uit over de buitenmuur van de tempel. Hier begon een sfinxenallee die helemaal doorliep tot aan tempel van Moet. Een andere sfinxenallee liep helemaal door tot aan de tempel van Luxor.
Dit grootse complex is zo indrukwekkend dat dit onmogelijk is te bezichtigen in een paar uur. Hier zijn dagen eerder op zijn plaats. Op sommige plekken, zoals aan het ‘plafond’ in de pilarenhal, kun je de oude kleuren uit de tijd van de farao’s nog steeds zien.