Kalender

De oude Egyptenaren waren zeer geïnteresseerd in de astronomie; de sterrenkunde. Al vele eeuwen geleden wisten zij onderscheid te maken tussen sterren en planeten. Zij kenden de planeten Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus en zelfs de bewegingen die deze hemellichamen maakten. De wetenschap van deze planeten resulteerde in de kalenders die de Egyptenaren maakten.

Deze eerste kalender was gebaseerd op de sterren. De belangrijkste ster was Sirius. De Egyptenaren noemden deze ster ook wel Sopdet en in het Grieks was het Sothis. Ze hadden ontdekt dat Sirius zich in een constante baan om de aarde begaf. Het gevolg van deze constante baan was dat de Egyptenaren de conclusie trokken dat als Sirius op een bepaalde plek stond de Nijl weer begon te overstromen. Op basis van het feit dat Sirius op deze bepaalde plek stond declameerde men dat dit de eerste dag van het nieuwe jaar (in het Egyptisch wepetrenpet) was.

De tweede kalender van de Egyptenaren was gebaseerd op de maan als belangrijkste hemellichaam. De baan van maan neemt echter 29,5 dag in beslag. Dit was een heel onhandige waarde en het gevolg was dat de kalender regelmatig aanpassingen behoefde om maar niet te veel uit te lopen. Het was waarschijnlijk Imhotep die daarin ten tijden van het Oude Rijk voor verandering zorgde. Hij baseerde de kalender op een jaar; hij wist dat een jaar 365 dagen in beslag nam. Ook dit zorgde voor problemen omdat een jaar ongeveer 365,25 dagen in beslag neemt. Het verschil was klein maar ook in het geval van deze kalender liep men langzaam maar zeker uit in vergelijking met Sirius.

De Egyptenaren deelden net als wij het jaar op in weken. Alleen bij de Egyptenaren kenden één week tien dagen. Drie weken vormden vervolgens één maand (30 dagen). Op zijn beurt vormden vier maanden weer één seizoen (120 dagen). En aangezien het jaar uit drie seizoenen (360 dagen) bestond, hadden de Egyptenaren het problemen dat ze vijf dagen te kort kwamen. Dit losten ze op door het toevoegen van vijf heilige dagen. Deze heilige dagen representeerde de verjaardagen van Osiris, Isis, Seth, Nephtys en Horus. Al deze dagen werden op het einde van het jaar toegevoegd en publieke gevierd als zijnde een feestdag. Dit gold overigens ook voor de tiende dag van de week, dit was een soort weekend.

De Egyptische kalender Het jaar was, net zoals bij ons, verdeeld in 12 maanden. Het verschil was echter dat de maanden uit 30 dagen bestonden. De maand was opgedeeld in 3 weken, één week bestond uit 10 dagen (‘decaden’). De maanden waren verdeeld in 3 seizoenen. Achet (overstroming) liep ongeveer van half juli tot half november. Peret (opkomst of winter) was het volgende seizoen en liep tot half maart. Dit was het belangrijkste groeiseizoen. Van half maart tot half juli liep het laatste seizoen dat sjemoe (oogst of laag water) heette. In dit seizoen stond de graanoogst centraal. Op het einde van het seizoen sjemoe werden 5 extra degen toegevoegd om op precies 365 dagen te komen. Deze vijf dagen waren de verjaardagen van Osiris, Seth, Isis, Nephtys en Horus en werden beschouwd als dagen met een slecht voorteken. De verschijning van Sirius viel maar één keer in de 1460 jaar samen met nieuwjaarsdag omdat de Egyptenaren 6 uur per jaar vergaten. Dit verschijnsel is vastgesteld op 139 na Christus. Omdat ook de 30 daagse maand niet samenviel met de maandcyclus werden de feesten vastgesteld door middel van de observatie van de maan. De dag bestond uit 24 uur en bestond uit 12 uur nacht en 12 uur dag. Het meten van de tijd werd gedaan door middel van een schaalverdeling in een schaal met water van waar uit water druppelde.