Goden [H]

Hapi

Deze Nijlgod, één van de vier zonen van Horus, belichaamde de vruchtbaarheid van Egypte door de regelmatige overstroming van akkers. Hij werd afgebeeld als weldoorvoed man met vrouwelijke borsten en een kroon van papyrus- of lotusplanten. Zijn lichaam was vaak blauw of groen en hij leefde in de rotsen van het eerste cataract. Dit waarschijnlijk omdat zijn belangrijkste cultusplaats Aswan was. In plaats van Horus en Seth konden twee Hapi-figuren Boven- en Beneden Egypte symbolisch verenigen voor de koning of konden talrijke Nijlgoden in plaats van de gepersonifiseerde gouwen de verzorging van het land waarborgen.

Harakhte

 Harakthe is een andere verschijningsvorm van de god Horus. Vaak afgebeeld door een gevleugelde zon.

Harendotes

 Opnieuw een andere vorm van de god Horus, nu als beschermgod van zijn vader Osiris.

Hathor

De godin, dochter van Ra, in de gedaante van een mens of koe was vanaf de vroegste tijd verbonden met de hemel- en koningsgod Horus, waarnaar ook haar naam ‘huis van Horus’ verwijst. Haar solaire aspect werd door de zonneschijf, die tussen de koehorens verschijnt, duidelijk. Ze speelde in verschillende mythen een rol en werd op talrijke cultusplaatsen in het land vereerd. Ze was niet alleen koningsgodin maar ook godin van de liefde, vreugde, muziek en dans, moedergodin, beschermster bij geboorte en regeneratie van het zonne- of maanoog. Vanwege haar vele verschillende eigenschappen kon ze met bijna elke andere godin verbonden worden en op verschillende manieren verschijnen. In haar belangrijkste cultusplaats Dendera bestond er een nauw verband met de hemelgod Horus van Edfu. Er waren dan ook regelmatig pelgrimsfeesten in beide steden om de boottocht naar elkander te vieren. In deze hoedanigheid waren Horus en Hathor man en vrouw. Ook was ze de beschermheilige van de necropolis van Thebe. Ze word vaak geassocieerd met de Griekse godin Afrodite.

Heh

Heh is de god van de oneindigheid. Dat is ook te zien aan de specifieke kroon die deze godheid draagt; de kroon symboliseert namelijk het Egyptische telwoord voor miljoen. Zijn attribuut is de ingesneden palmtak, die de jaarrekening symboliseert en op talloze gelukkige jaren van koninklijke heerschappij wijst. Als belichaming van het grote aantal verschijnt de god ook slechts zelden als afzonderlijk individu, maar vormt hij meestal een groep met andere Heh’s. Hun gemeenschap toont een soort verveelvoudiging van de luchtgod Sjoe en verwijst naar het oneindige aspect van de god. Heh is de oneindigheid van de tijd en wordt als hemeldrager steeds met opgeheven armen afgebeeld.

Heket of Heqat

De godin met de kikkerkop was een van de beschermsters van de zwangerschap en de geboorte. Ze staat in verbinding met Chnoem en Osiris en was verantwoordelijk voor de schepping en regeneratie van alle levende wezens. In de piramideteksten hielp ze de koning op zijn reis langs de hemel. Als vrouw van Chnoem, die op zijn draaischijf zijn eerste mensen maakte, schonk ze het leven aan de beeldjes die hij maakte.

Horus

Met de naam Horus (‘de verre’) werden vele verschillende konings- en hemelgoden in de gedaante van een valk benoemd. Zijn strijdlust en zijn vliegkunst maakten de valk uiteindelijk tot de koning der goden. Naast zijn verschijning als valk werd hij ook vaak als een gevleugelde zonneschijf afgebeeld zoals in de tempel van Edfu. Binnen de Osiris-mythe waren Horus en Seth broeders. De rivalen raakten in conflict met elkander en daarbij verloor Horus een oog. Daarop besloten de goden het land te verdelen. Horus werd heerser over Neder-Egypte en Seth werd god in Boven-Egypte. Later werd Seth ook uit Boven-Egypte verdreven en werd Horus alleenheerser van het gehele land. Seth werd verdreven naar de woestijnen en de barbaarse volkeren en zou bekend worden als vertegenwoordiger van het chaotische. De god Horus symboliseerde de hemel; de zon en de maan waren zijn ogen. Het was Horus die de eigenschappen van een god verbond met de heerser over Egypte, de farao. Dat was de reden waarom de farao gezien werd als incarnatie van de Horus. Het gevolg hiervan is te zien in de namen die de farao kreeg na zijn kroning; Horus werd opgenomen als onderdeel in de koninklijke titel.

Horuszonen (Amset, Hapi, Duamutef, Kebehsenoef)

Amset (met mensenhoofd), Hapi (met bavianenkop), Doeamoetef (met jakhalzenkop) en Kebehsenoef (met valkenkop) golden als beschermgoden over de ingewanden omdat zij als beschermgoden de gebalsemde organen moesten begeleiden in hun reis naar de andere wereld. Onderdeel van hun taak van deze goden was dat ze de overledene moesten beschermen tegen honger en dorst door ze op te nemen. Vanaf het Nieuwe Rijk werden de deksels van de canopen voorzien van de gedaante van hun hoofden.