De Sfinx

Een monument uit het verleden. Het beeld sprak tot de verbeelding van de avonturiers, wetenschappers, toeristen, dichters en schrijvers. Een bijzonder monument. Er is tenslotte maar een Sfinx van dit formaat.

Sfinx is een woord van Griekse komaf. Op zijn beurt zou het mogelijk afgeleid zijn van het Egyptische woord ‘sjesep-anch’. Dat laat zich het beste vertalen als ‘levend beeld’. Als je naar het beeld kijkt snap je al snel waarom. Het beeld heeft het lichaam van een leeuw en het hoofd van een koning. Inclusief nemes-hoofdtooi en een valse baard. Het hoofd wordt toegeschreven aan farao Chafre maar omdat er nimmer duidelijke aanwijzigen zijn gevonden daaromtrent blijft het giswerk. Daarnaast is het beeld enorm verweerd. Dit is te wijten aan de slechte kwaliteit van de kalksteen.

De functie van de sfinx is onduidelijk. Leeuwen werden gezien als beschermers. Daarom zou de Sfinx gebouwd zijn als bewaker van het Gizeh-plateau. Egyptoloog Herbert Ricke opperde het idee dat de sfinx geassocieerd werd met de zonnecultus. Beeldhouwers uit de 4de dynastie schiepen het beeld als ‘Hor-Em-Achet’. (Horus van de horizon) Het is een gedaante van de zonnegod en de naam die in het Nieuwe Rijk aan de Sfinx werd gegeven. Deze theorie luidde dat het hoofd van de Sfinx precies tussen de piramiden van Choefoe en Charfe te zien was. Dit was hetzelfde tafereel als de hieroglief <teken> voor ‘horizon’. (Opgaande zon tussen twee bergen.)

Tegenwoordig is de Sfinx niet meer getooid met een baard zoals in het verleden wel het geval was. Hoe de Sfinx zijn baard verloor, is niet bekend. In 1817 vond Giovanni Battista Caviglia een klein deel van de baard. Dat fragment bestaat uit twee delen. Een deel is te zien in het British Museum in Londen, het andere in het Egyptisch Museum van Caïro.

De Sfinx is bekend van de droomstèle van Thoetmosis IV. Geen troonopvolger maar als hij de Sfinx uit zou graven zou hij wel de troon bestijgen. En dat gebeurde.

Daarnaast wordt de Sfinx nog vaak genoemd in allerlei theorieën en legendes. Aanleiding voor deze theorieën vormen de tunnels en mogelijke kamers die aanwezig zouden zijn onder de Sfinx. Giovanni Battista Caviglia onderzocht in 1817 de Sfinx in de hoop een tunnel te vinden naar de piramide van Chafre. Tevergeefs. Een modernere mythe vertelt over een hoogontwikkelde beschaving die de volledige annalen onder de rechterpoot zouden hebben verborgen. Daar is echter nooit bewijs voor gevonden. De Amerikaanse egyptoloog Mark Lehner heeft met de Egyptische organisatie voor Oudheden tijdens opgravingen vastgesteld dat er drie tunnels zijn. De eerste tunnel zit direct achter het hoofd en gaat 5 meter het hoofd in. Mogelijk dat deze tunnel een bevestigingsmogelijkheid voor een kroon betrof. De tweede tunnel bevindt zich in de staart en is 9 meter lang. De derde tunnel ligt aan de noordzijde van het beeld. In 1926 is deze al geopend door R. Barraize. Alle tunnels lijken uit de tijd van de farao’s te stammen.