Koningsschap

Het koning zijn was een goddelijke ambt. Zijn rol als plaatsvervanger van de koningsgod Horus op aarde zegt eigenlijk al genoeg. Vanaf de 4de dynastie wordt de goddelijke afkomst door de koningstitel ‘Zoon van de Zonnegod’ uitgedrukt. Sinds de regeerperiode van Hatsjepsoet wordt deze goddelijke afkomst voorgesteld in een beeldcyclus; de zogenaamde geboortelegende, waarbij de goddelijke vader in de periode van het Nieuwe Rijk de rijksgod Amon-Re is.

De Egyptische staat was een absolute monarchie. Volgens de wet ging alles wat er gebeurde in het land terug op de heerser. Hij had op grond van zijn ambt als enige wetgevende macht. Wetten en decreten werden door hem uitgevaardigd. Hij benoemde ambtenaren en priesters, die allen in zijn naam en als zijn plaatsvervanger taken in het land waarnamen. In de persoon van de koning vormen wetgevende en uitvoerende macht een eenheid.

De Egyptenaren hebben geen eigen begrip voor staat ontwikkeld. Het begrip staat moet omschreven worden met uitdrukkingen die altijd tevens de koning en het koninkrijk betekenen. Ook hieruit blijkt de centrale positie van de koning in het land: de koning is de staat.

De bronnen laten ons de koning zien als degene die alle beslissingen betreffende zijn rijk neemt. Al treedt er in officiële bronnen (teksten uit de Koningsnovelle) ook een staf van raadslieden op, hun overwegingen en voorstellen worden door de koning in laatste instantie genegeerd. Gedaan werd datgene wat de koning zei, en dat was juist! Op deze manier beschrijven deze teksten feitelijk niet de reeële situatie, maar documenteren ze de grootte, wijsheid en superioriteit van de koning. Daarmee onderstreepten ook zij zijn superieure machtspositie.

De koning was ook de bevelhebber van de krijgsmacht. Zijn persoonlijke aanwezigheid bij veldtochten is in vele gevallen bewijsbaar. Daarenboven was hij degene die de beslissing over oorlog en vrede nam en het leger liet oprukken.

De koning was niet alleen heerser over het Egyptische moederland, waarvan de klassieke grenzen in het noorden door de Middellandse Zee en in het zuiden door het cataractengebied bij Aswan gevormd werden, maar hij zwaaide ten tijde van de Egyptische expansiepolitiek ook de scepter over de veroverde gebieden in Nubië en Voor-Azië. Hij onderhield diplomatieke betrekkingen met buitenlandse staten. Deze betrekkingen zijn het best gedocumenteerd en in het in Amarna gevonden kleitablettenarchief met de de correspondentie tussen Egypte en de Voor-Aziatische staten. De koning was ook verantwoordelijk voor de ondernemingen op het gebied van de buitenlandse handel, waarvan de bekendste de expedities naar Poent zijn, die in koninklijke staatsopdracht plaatsvonden. Een militaire invasie in, of de verovering van, Poent heeft nooit plaatsgevonden. Vanaf de regeerperiode van Thoetmosis IV sloot men het liefst vrede door middel van een huwelijk van de koning met een van de prinsessen van het land waarmee de vrede gesloten was. Zo kwamen ten tijde van de 18de dynastie prinsessen uit Mitanni als koninklijke gemalinnen naar Egypte, net als later, tijdens Ramses II, de dochters van de Hetietenkoning. De vredelievende betrekkingen tussen de staten werden aldus in de persoon van de koning nogmaals gesymboliseerd door zijn huwelijk.