Farao als god

Het koningsschap vormde een van de pijlers van de Oud-Egyptische cultuur. Zelfs de Romeinse keizers pasten zich in Egypte nog aan haar tradities aan. Gedurende 3500 jaar veranderde weliswaar de betekenis van het koning zijn maar de karakteristieken veranderde weinig. Met het bestijgen van de troon werd de farao, als navolger van Horus, god op aarde. De individuele persoonlijkheid van de heerser en de boven tijd en ruimte verheven ideale vorm van de ideologie werden in zijn persoon verenigd. De spanning tussen pretentie en realiteit was niet in tegenspraak met de Egyptische opvattingen omtrent het koningsschap, maar beantwoordde aan de dubbele natuur van de farao, die menselijke en goddelijke aspecten omvatte.

Benamingen van de farao

De koningstitulatuur wordt uit een, voor alle tijden geldige, vaste volgorde van vijf namen samengesteld. De ‘Horusnaam’ zet de koning in de positie van de Horus, wiens heerschappij over de wereld aan hem gedelegeerd is. Op de tweede plaats komt de ‘Nebti- of heerserressennaam’, waarmee de giergodin Nechbet uit Boven-Egypte en de slangengodin Wadjet uit Beneden-Egypte als beschermgodinnen van de koning worden aangeroepen. Het derde deel van de koninklijke titulatuur wordt gevormd door de ‘gouden naam’ (vroeger ‘Gouden-Horusnaam’), waarvan de betekenis nog onvoldoende verklaard kan worden. Het vaakst komen we het vierde en vijfde deel van de titulatuur tegen, die in tegenstelling tot de overige koningsnamen in cartouches (naamringen) voorkomen. Daarbij gaat het om de door de titel ‘koning van Boven- en Beneden-Egypte’ ingeleide troonnaam en geboortenaam van de koning. De geboortenaam van de koning wordt voorafgegaan door de uitdrukking ‘zoon van Re’, omdat de koning sinds de 4de dynastie als zoon van de zonnegod Re gold.

Uitdrukking van de positie van de koning is zijn ornaat, dat voor de heerser zowel macht als bescherming betekende. De kleding en de onderscheidingstekens gaan gedeeltelijk terug tot de archaïsche tijd; de stierenstaart verwijst naar de macht der dieren in de Prehistorie en naar het stierenkarakter van de koning. De koning kan ook in de gestalte van een valk of leeuw verschijnen. De koning draagt verschillende schorten: vaak het sjendoet-schort, en afhankelijk van tijd en gelegenheid ook mantels, hemden, bepaalde schoudermantels of een pantervel. Het hoofd van koning wordt meestal versierd met een kroon; bijvoorbeeld de witte kroon van Boven-Egypte, de rode kroon van Beneden-Egypte, de dubbele kroon van beide verenigde landen of de blauwe kroon (chepresj, de zogenaamde kroon van de oorlog). De heerser draagt echter ook kappen, de gestreepte nemeshoofddoek of een eenvoudige pruik. Op het voorhoofd richt zoch de uraeusslang op, die de vijandelijke machten afweert. Insignes van de macht van de koning zijn gewoonlijk de kromstaf en de gesel.